De eerste wijziging situeert zich op het vlak van de successierechten terwijl de tweede wijziging verband houdt met de registratierechten aangaande de
schenking van roerende goederen.
Sedert 1 januari 2018 zijn de langstlevende der echtgenoten en de langstlevende wettelijk samenwonende partner geheel vrijgesteld van
successierechten voor wat het deel betreft dat hij/zij in de gezinswoning zal erven. Voorwaarde is evenwel dat desbetreffend onroerend goed al minstens
vijf jaar dienst doet als hoofdverblijfplaats (en dus gezinswoning). Het bewijs hiervan kan, behoudens bewijs van het tegendeel, geleverd worden aan de
hand van uittreksel uit het bevolkings- of vreemdelingenregister (nieuw artikel 55 quinquies W. Succ.).
De vrijstelling van successierechten zal automatisch worden toegekend van zodra hogervermeld bewijs geleverd is aan de hand van de gegevens
opgenomen in het bevolkings- of vreemdelingenregister.
Het is uiteraard steeds mogelijk dat de overledene of zijn langstlevende echtgeno(o)t(e) / wettelijk samenwonende partner zijn/haar hoofdverblijfplaats op het ogenblik van overlijden niet meer in de gezinswoning heeft omwille van overmacht of een dwingende reden van medische, familiale, beroeps- of maatschappelijke aard. In voorkomend geval zal de vrijstelling toch toegekend worden, maar zij dient dan uitdrukkelijk te worden aangevraagd en de overmacht of de dwingende reden dient bewezen te worden
Door de invoering van deze vrijstelling plaatst het Waalse Gewest zich op eenzelfde lijn met het Brusselse en het Vlaamse Gewest. Toch zullen er nog steeds verschillen bestaan tussen de Gewesten op het vlak van de definities van wettelijke samenwoning enerzijds en de feitelijk samenwonenden anderzijds. Deze laatsten worden immers niet in alle Gewesten gelijkgesteld met gehuwden.
De registratie van de schenking van roerende goederen (geld, effecten, kunstwerken, etc.) is onderworpen aan een registratie- of schenkingsrecht,
waarvan de hoogte afhankelijk is van de graad van verwantschap tussen de schenker en de begiftigde.
Tot en met 31 december 2017 werden de volgende tarieven toegepast:
Vanaf 1 januari 2018 wordt het tarief van 7,7% afgeschaft. Voortaan zal de schenking tussen « alle andere personen » eveneens onderworpen zijn aan
het tarief van 5,5%. Het tarief van 3,3% blijft van toepassing voor de schenkingen in rechte lijn (artikel 131 bis W. Reg.)