Opkomende markten : Waarom zitten ze in zwaar weer?

Ineenstorting van de grondstoffenprijzen

Hoe is dit alles kunnen gebeuren? Zowel fundamenteel economische als politieke en sociale redenen liggen aan de basis van dit verval. Op economisch vlak is het vooral de ineenstorting van de grondstoffenprijzen die de groeilanden de das heeft omgedaan. En dat is om meer dan één reden jammer. Uiteraard heeft de daling van de grondstoffenprijzen de uitvoeropbrengsten van de groeilanden een stevige knauw gegeven. Gezien het grote belang van de grondstoffen in het uitvoerpakket en de erg stevige prijsdalingen is de impact op de inkomsten zelfs gigantisch te noemen. Dit terwijl aan de invoerkant de prijzen van de afgewerkte producten die de meeste groeilanden invoeren, nauwelijks daalden.

De instorting van de grondstoffenprijzen heeft de « ruilvoet » van deze landen dus sterk aangetast, met als gevolg dat vele groeilanden nu een deficitaire balans noteren in hun handel met het buitenland. Dat wijst er jammer genoeg ook op dat de groeilanden niet voldoende gebruik hebben gemaakt van de jarenlange hoogconjunctuur in de grondstoffenprijzen om hun onderliggende economische structuur te verbeteren, wat bevestigt dat de stijging van de grondstoffenprijzen voor de groeilanden ten dele een vergiftigd geschenk is geweest. Het gemakkelijke en snelle geldgewin uit de exploitatie van grondstoffen haalde het al te vaak van de moeilijke en aanhoudende inspanning die industriële ontwikkeling vereist, met als gevolg dat nu de grondstoffenprijzen opnieuw dalen, de fundamentele zwaktes van elk land terug komen bovendrijven.

Corruptieproblemen

Helaas wordt intussen ook bevestigd dat, naar slechte lokale gewoonte, dit gemakkelijk gewonnen grondstoffengeld vaak werd afgeleid naar de politieke machthebbers. Grote corruptieschandalen in o.a. Brazilië (rond Petrobras), Maleisië (waar de president USD 700
miljoen uit de staatskas heeft ontvreemd) en Nigeria tonen aan dat de ethische standaarden in deze landen nog steeds ondermaats zijn en dat politiek er maar al te vaak een middel tot persoonlijke verrijking is. Maar de bevolking in deze landen pikt dit niet nu ze zelf zo lijdt onder de gevolgen van de recessie, met sociale onrust tot gevolg. Een lichtpuntje is misschien dat de juridische structuur in Brazilië in die mate is versterkt
dat het ernaar uitziet dat de schuldigen nu ook echt zullen worden veroordeeld, wat dit soort wantoestanden op termijn kan beteugelen. 


De dreiging van een amerikaanse renteverhoging

Dat het niet erg goed gaat met de groeilanden is dus duidelijk. Daarnaast hebben ze ook nog eens de pech dat een erg belangrijke externe omstandigheid tegenzit. Een reeks gunstige economische cijfers uit de VS deed de overtuiging veld winnen dat de eerste
renteverhoging in jaren nakende was. De markt schatte de kans op een rentestijging in september in op meer dan 50% en de kans op een rentestijging voor eind dit jaar op iets meer dan 75%. Een hogere rente in de VS verhoogt uiteraard de aantrekkelijkheid van beleggingen in Amerikaanse obligaties, maar het betekent ook dat de kostprijs zou stijgen van het geleende geld waarmee veel beleggingen in de groeilanden zijn gefinancierd. En de beleggers, die zich nog maar al te goed herinnerden tot welke verliezen de dreiging van een hogere Amerikaanse rente in 2013 had geleid, werden steeds zenuwachtiger bij het vooruitzicht dat de rente nu ook echt kon gaan stijgen. Wellicht hebben veel beleggers besloten om het zekere voor het onzekere te nemen en bij het eerste teken van onrust hun posities terug te schroeven.

Devaluatie van de Yuan 

En onrust kregen we, meer dan ons lief was. Halverwege juni begon de Chinese beurs aan een daling die even snel ging als de duizelingwekkende stijging die eraan was voorafgegaan. Onrustwekkender was dat de ooit onfeilbaar geachte Chinese overheid niet in staat leek om de koersval te stoppen, welke steunmaatregelen ook werden aangekondigd. Wellicht was dit één van de factoren die heeft bijgedragen tot de even onverwachte als dramatische beslissing van China om de yuan te devalueren en zo de Chinese exportmachine terug nieuw leven in te blazen. Maar deze beslissing was meteen de laatste nagel aan de doodskist voor het groeilandenverhaal. De Chinese beslissing ondergroef immers de exportcompetitiviteit van de andere groeilanden die stilaan de
rol van China als goedkoop productieplatform hadden overgenomen (o.a. Vietnam, de Filipijnen, Indonesië, …). De munten van deze landen kwamen aldus onder een sterke neerwaartse druk en enkele landen reageerden eveneens met een competitieve devaluatie, wat op zijn beurt leidde tot een verdere kapitaaluitstroom die de problemen van de groeilanden versterkte. Want om een leegloop van hun deviezenreserves te verhinderen, moeten die landen de rente optrekken, wat tot een verdere contractie van de economie leidt. 
De groeilanden lijken dus gevangen in een neerwaartse spiraal: de lamentabele sociaaleconomische situatie leidt tot een kapitaalvlucht, die op haar beurt de economie verder aantast. Toch zijn er een aantal lichtpunten. De groei in de westerse landen is tot op heden niet aangetast door de turbulentie in de groeilanden, wat samen met de devaluerende munten perspectieven opent voor de uitvoer. Wellicht kan dit de negatieve spiraal helpen doorbreken. En zoals altijd leiden grote problemen gemakkelijker tot structurele hervormingen dan wanneer alles goed gaat. Deze hervormingen op zowel economisch als politiek en juridisch vlak zijn broodnodig om een meer stabiel groeimodel te vinden. Als de groeilanden er op wat langere termijn de vruchten van plukken, zullen de analisten wel weer kwistig met koopadviezen strooien. Maar tot het zover is, blijven kopers beter wat aan de zijlijn afwachten.