Xi jinping kan hij china uit de schuldenspiraal sturen? |Puilaetco Dewaay Private Bankers

In de praktijk keurt het congres goed wat de partij al in de achterkamertjes heeft beslist. Toch is het uitkijken naar de nieuwe samenstelling van de bestuursorganen, omdat dit kan aanduiden welke koers Xi Jinping, die na 5 jaar aan het bewind nu zonder enige twijfel de sterke man van de partij is, wil uitgaan. Het vorige centraal comité was immers nog door de vorige bewindsploeg gekozen. Verwacht wordt dat Xi op een aantal sleutelposten nu vooral zijn getrouwen wil plaatsen om zijn politieke en economische agenda voor de komende jaren verder door te drukken. En daar zal hij ruim de gelegenheid toe krijgen: 15 van de 25 leden van het politburo hebben de verplichte pensioenleeftijd van 68 bereikt en moeten worden vervangen. Xi, die is uitgegroeid tot de meest zelfbewuste Chinese leider sinds Deng, heeft hier een unieke kans om op de nieuwe ploeg zijn stempel te drukken en zo zijn agenda verder door te drukken.

 

Wat zijn de prioriteiten?

Politiek wil hij binnenlands vooral zijn anticorruptiepolitiek verder doorzetten. Op buitenlands vlak zijn er, met de twisten met de buurlanden over de Stille Zuidzee, Taiwan, de moeilijke geopolitieke situatie op het Koreaanse schiereiland en de gespannen handelsrelaties met de VS, ook heel wat katten te geselen. Maar voor de markten zal het vooral van belang zijn welke economische koers Xi wil uitgaan. China is intussen uitgegroeid tot de 2de economie ter wereld en groeit nog steeds aan een tempo van 6,5% per jaar. Daardoor staat het op zijn eentje in voor zowat 40% van de totale groei van de wereldeconomie. Als deze groeimotor het laat afweten, zal de wereld het dus voelen! Tezelfdertijd kampt de Chinese economie met heel wat interne onevenwichten. Vooral de explosie van de binnenlandse schuldgraad sinds de financiële crisis baart de markten grote zorgen.

 

De kredietspiraal

Het Chinese leiderschap had tot doelstelling de omvang van de economie te verdubbelen tussen 2010 en 2020 en na de ineenstorting van de wereldeconomie in 2008 draaide men volop de kredietkraan open om een ineenstorting van de erg van export en investeringen afhankelijke Chinese economie te voorkomen. De totale schulden van het land zijn tussen 2009 en 2016 verviervoudigd tot zo’n USD 28.000 bln. In termen van BNP is de schuld opgelopen van 140% in 2008 tot 250% vandaag. Vooral de stijging van de kredieten aan bedrijven (en in het bijzonder aan vastgoedbedrijven) is zorgwekkend. In augustus waarschuwde het IMF dat de kredietgroei in China zich op « een gevaarlijk traject » bevond. In september verlaagde kredietbeoordeelaar S&P de rating van China van AA- tot A+, met als verklaring voor de neerwaartse herziening dat de langdurige periode van sterke kredietgroei China’s economische en financiële risico’s heeft vergroot. Hiermee volgde S&P de lagere kredietbeoordeling van Moody’s in mei. Maar ook Xi Jinping begrijpt dat de kredietexplosie niet verder kan gaan. Onlangs verklaarde hij dat “een huis dient om in te leven, niet om op te speculeren”. Hoe Xi de komende jaren uit de kredietspiraal wil rollen zonder al te grote economische kleerscheuren, is vooralsnog niet duidelijk. Gelukkig kan hij hierbij lessen trekken uit de fouten die zijn gemaakt bij het oplossen van de kredietproblematiek van wat 30 jaren geleden ook de 2de grootste economie ter wereld was: Japan.

 

Gelijkenissen met het Japanse verhaal

Eind 1989 barstte de kredietgedreven bubbel op de Japanse beurs en vastgoedmarkt. De gevolgen zijn tot op de dag van vandaag duidelijk: het opruimen van de schuldenberg leidde tot 2 verloren decennia voor de groei, verloren zelfvertrouwen en een explosie van de overheidsschuld. Als dit lot ook grote buur China wacht, ziet het er niet goed uit voor de wereldeconomie! Waarnemers wijzen hierbij vaak op een aantal overeenkomsten tussen het Japanse en het Chinese verhaal. De demografische omslag is er één van. Weinigen besteedden er in 1990 aandacht aan, maar dat was het jaar waarin de demografische situatie in Japan omsloeg en de krimp van de actieve beroepsbevolking begon. China heeft dit omslagpunt in 2015 bereikt. Intussen wijzen talrijke studies op de niet-geringe impact van een demografische krimp op de economie. Andere overeenkomsten kan men vinden in micro-economische elementen zoals de aankoop van prestigieus buitenlands vastgoed of grote kunstwerken. Kocht het Japanse Mitsubishi in 1989 het Rockefeller Center voor $ 900 miljoen, dan kocht het Chinese Anbang in 2014 het New Yorkse Waldorf Astoria voor $ 2 miljard. Kocht de Japanse tycoon Saito in 1990 Van Gogh’s “Portret van Dr. Gachet” voor $ 82,5 miljoen, dan kocht de Chinese miljardair Yiqian in 2015 Modigliani’s « Liggend naakt » voor $ 170 miljoen. En net zoals de Japanse banken en bedrijven op het einde van de jaren 1980 erg actief waren in buitenlandse overnames, zijn de Chinese bedrijven dat nu. Sony kocht in 1989 Columbia Pictures voor $ 3,4 miljard, Chemchina kocht dit jaar Syngenta voor $43 miljard.

 

... maar ook enkele grote verschillen

Optimisten wijzen dan weer op enkele grote verschillen tussen de Chinese situatie vandaag en het Japan van de jaren 1980. Het eerste verschil is dat China een duidelijke les heeft getrokken uit de snelle appreciatie van de yen in de tweede helft van de jaren 1980. Na het fameuze Plaza-akkoord om de USD te laten depreciëren, verdubbelde de yen tussen 1985 en 1988 in waarde ten opzichte van de USD. Deze sterke appreciatie heeft zeker bijgedragen tot het onoordeelkundige en speculatieve gebruik van geld en dus tot de crisis. Geen wonder dat China, ondanks de grote druk vanuit de VS (die herhaaldelijk dreigden het land als muntmanipulator te brandmerken), altijd de boot heeft afgehouden om zijn munt snel te laten appreciëren.

China heeft zijn munt voorzichtig laten appreciëren tussen 2005 en medio 2015. Maar om de effecten van de beurscrash van 2015 wat te verzachten, was er een vrij scherpe depreciatie in de tweede helft van 2015 en 2016. Een ander groot verschil heeft te maken met het financieel en economisch systeem. In Japan waren de banken vaak het financiële hart van het conglomeraat (de zogenaamde Keiretsu) waartoe ze behoorden en dienden ze de bedrijven van de groep te financieren zonder al te veel vragen te stellen. Toen de kredietbom barstte, bleken de aandeelhouders niet voldoende kapitaalkrachtig om de banken of bedrijven te herkapitaliseren. Vaak hield de overheid de banken in leven om de spaarders te vrijwaren, maar bleken de banken niet in staat om nog langer krediet te verlenen. Ze overleefden als “zombiebanken”. Ook intrinsiek failliete bedrijven werden vaak in leven gehouden om gezichtsverlies en massale werkloosheid te vermijden, zonder dat ze nog nieuwe initiatieven konden ontplooien. Alle dynamiek verdween uit de ooit zo efficiënte Japanse productiebedrijven, met de jarenlange economische stilstand tot gevolg. In China zijn 2/3 van de kredieten verleend aan staatsbedrijven door… staatsbanken. Het is dus als het ware een schuld van de ene overheidsentiteit aan de andere! En de Chinese overheid heeft nog steeds gigantische financiële reserves, waardoor ze gemakkelijk banken kan herkapitaliseren. De klassieke kredietanalyse houdt hier volgens een aantal waarnemers te weinig rekening mee. Eswar Prasad, een expert in het Chinese financiële systeem van de Cornell University, zegt daarover dat hoewel China niet aan elke economische wetmatigheid kan ontsnappen, het toch in veel opzichten unieke systeem meer stabiliteit biedt.

Een andere belangrijke vraag is of een schuldencrisis in China terug tot een wereldwijd bankendebacle zou leiden zoals de CDO-crisis in 2008. De Chinese kapitaalrekening is nog steeds erg gesloten: China begon wel met het openen ervan door het toelaten van een off-shore markt voor de munt via Hongkong en het gedeeltelijk openen van een obligatiemarkt in renminbi (de zogenaamde “dim-sum” bonds), maar met de beursproblemen van 2015 werden de plannen voor een verdere liberalisering van de markt terug op een laag pitje gezet. Daardoor lijkt het besmettingsgevaar naar de rest van het wereldwijde financiële systeem in elk geval veel geringer dan bij de bankencrisis in 2008. Er zijn immers veel minder financiële banden tussen het Chinese financiële systeem en de rest van de wereld, waardoor een crisis eerder een domestiek gegeven in China zou blijven.

 

Conclusie

De conclusie van het verhaal is dus dat de kans op een kredietimplosie op korte termijn relatief gering lijkt en dat de impact ervan op het wereldwijde financiële systeem al bij al nog zou meevallen. Maar voor de langetermijnvooruitzichten voor de Chinese economie is de vraag hoe Beijing uit dit schuldendilemma geraakt, wel erg belangrijk! Zowel het Japanse als Europese verhaal hebben afdoende aangetoond dat uit een schuldenput geraken zonder de groei te ondermijnen een uiterst penibele onderneming is. Beter hopen dus dat Xi de juiste ploeg kan samenstellen om dit probleem het hoofd te bieden, des te meer daar China tezelfdertijd ook een oplossing moet vinden voor de grote milieuproblemen en de sterk toegenomen ongelijkheid.