Bankgeheim:

Bankgeheim:

moeten we bang zijn van de mededeling van onze rekeningen aan de Nationale Bank?
• Op 31 januari van dit jaar moesten financiële instellingen informatie over de bij hen geopende bankrekeningen bezorgen aan het Centraal Aanspreekpunt (CAP) van de Nationale Bank.
• De pers beschreef deze communicatie als een gevaarlijke inbreuk op de privacy.
• In een land als België, waar de discretieplicht van de bankier een uiterst gevoelige materie is, kan deze verplichting overkomen als een inbreuk op de privacy. Het kan ook hypothetisch worden beschouwd als een volgende stap in de richting van het definitieve einde van het zogenaamde bankgeheim.


Wat houdt deze communicatie in?

De banken moesten het Centraal Aanspreekpunt ("CAP": dit is een databank) van de Nationale Bank al een aantal gegevens bezorgen:

Tot de bankrekeningen die moeten worden gerapporteerd, behoren onder meer effectenrekeningen, termijnrekeningen en pensioenspaarrekeningen.

Hierdoor kon de fiscus onder bepaalde voorwaarden nagaan bij welke bank een belastingplichtige een rekening aanhield en, in voorkomend geval, welk soort dienst hij of zij had afgesloten. Voortaan wordt deze informatie uitgebreid tot het saldo van deze rekeningen. Dit zijn de saldi per 31 december 2020, 30 juni 2021 en 31 december 2021. Meer bepaald het saldo van de rekeningen en het totaalbedrag van de beleggingen moesten op 31 januari 2022 worden medegedeeld. Elk jaar moeten deze bedragen, per 30 juni en 31 december, respectievelijk in juli en januari worden meegedeeld. Er is geen minimum vereist.

Heeft de belastingdienst toegang tot deze informatie?

Artikel 322, § 3, vierde lid van het Wetboek der inkomstenbelastingen beschrijft op welke manier de administratie toegang kan krijgen tot de gegevens die werden meegedeeld aan het CAP van de Nationale Bank. Een ambtenaar van een hogere rang dan de controleur kan, wanneer een onderzoek één of meer aanwijzingen van fiscale fraude aan het licht heeft gebracht, bij het CAP de beschikbare gegevens over de betrokken belastingplichtige opvragen. Onder dezelfde voorwaarden kan de administratie deze informatie ook opvragen op basis van een rekeningnummer waarvan de belastingplichtige de rekeninghouder niet identificeert.

In geen geval mag de controleur toegang krijgen tot de informatie in het CAP om de situatie van een belastingplichtige te controleren. Er wordt dus niet automatisch toegang verleend met het oog op de controle van een belastingaangifte. In het kader van een fiscaal onderzoek, en op voorwaarde dat dit onderzoek aanwijzingen van fiscale fraude aan het licht heeft gebracht, d.w.z. tekenen dat de fiscale wetgeving opzettelijk is overtreden, kan echter wel toegang tot deze gegevens worden gevraagd bij de overste. Als deze toestemming geeft, kan een verzoek worden ingediend bij het CAP.

De wet bepaalt dat de ontvanger de informatie ook mag gebruiken. Artikel 75 van het "Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen" verleent de ontvanger met machtiging van een ambtenaar met de rang van algemeen adviseur immers de bevoegdheid om de bij het CAP beschikbare gegevens te raadplegen. Op die manier zal de ontvanger niet alleen weten bij welke instelling hij de nodige stappen kan ondernemen om de belasting te innen, maar zal hij ook kunnen bepalen welke instelling de breedst mogelijke grondslag biedt ter inning. 

Tijdens de voorbereidende werkzaamheden van de wet die voorzag in de mededeling van deze informatie en de toegang ertoe, heeft de Gegevensbeschermingsautoriteit gereageerd en geoordeeld dat de uitbreiding van de aan het CAP mee te delen gegevens niet in verhouding stond tot de nagestreefde doeleinden, namelijk de bestrijding van fiscale fraude en het witwassen van geld, en dat zij niet in overeenstemming was met de Algemene Verordening Gegevensbescherming ("AVG"). De regering reageerde op de bezwaren en de wet werd aangenomen.

Dit heeft een vereniging er niet van weerhouden om bij het Grondwettelijk Hof een verzoek tot nietigverklaring van de wet in te dienen. De uitspraak van het Hof wordt verwacht tegen eind 2022.