Spanje: Groeit het land uit de problemen?

De invoering van de euro zorgde immers voor een snelle inkrimping van de grote rentekloof tussen Spanje en de rest van Europa. Deze rentedaling was de motor achter de enorme vastgoedboom die het land tussen 2000 en 2008 in zijn greep kreeg. In 2007 telde Spanje zelfs evenveel bouwwerven als de rest van Europa samen! Die gigantische bouwwoede zorgde voor veel goedbetaalde jobs voor jonge laaggeschoolden. Zij zouden uiteindelijk de dupe worden van wat volgde. Bij het uitbreken van de crisis vonden de vele huizen en appartementen in aanbouw geen koper meer. Werven werden stilgelegd, promotoren gingen massaal over de kop en kredieten werden niet terugbetaald. De jonge bouwvakkers verloren hun job en belandden in het massaal aangroeiende leger van werklozen. De werkloosheidsgraad liep op van 7,9% in 2008 tot 27% in 2012 en de jeugdwerkloosheid zelfs tot een huiveringwekkend niveau van iets boven 50%.

De bancaire en economische crisis zorgde ook voor een groot gat in de begroting: in 2009 beliep het overheidstekort 11% van het bnp. Geconfronteerd met een imploderende economie, een failliet banksysteem, een snel oplopende schuld en een hoop sociale ellende diende Spanje uiteindelijk de handdoek in de ring te gooien. In juni 2012 kreeg het land vanuit het Europees steunfonds een reddingslijn van € 100 miljard toegegooid in ruil voor verregaande economische hervormingen.

Het bleken uiteindelijk de diepgaande hervormingen op de arbeidsmarkt (met veel soepelere regels voor het in dienst nemen, maar ook voor het ontslaan van werknemers) die Spanje terug op de rails hebben gezet. Dat het land veel competitiever werd, is duidelijk te merken in de uitvoerstatistieken: de uitvoer steeg van 22% van het bnp in 2009 tot 33,5% in 2015! De heroplevende activiteit zorgde ook voor een herstel van de werkgelegenheid. De werkloosheidsgraad is intussen teruggelopen tot 18,9% van de beroepsbevolking. Dit betekent dat er van de 3,5 miljoen jobs die sinds de crisis verloren gingen, intussen 1 miljoen jobs “teruggewonnen” zijn. Ook de veelgeplaagde woningmarkt maakt sinds eind 2014 een duidelijk herstel door. De Spanjaarden kregen terug vertrouwen en laten de centen weer rollen: gestuwd door een herstel van de consumptie groeit de economie nu al een aantal kwartalen tegen een ritme van zo’n 3%.

Toch blijven er pijnpunten. Het nog steeds erg grote begrotingstekort (5,1% van het bnp) dient verder te worden teruggedrongen en de diepe sociale wonden die de crisis geslagen heeft, zorgden voor een politieke impasse. De crisis en enkele grote corruptieschandalen hebben inderdaad geleid tot een versplintering van het traditionele tweepartijensysteem (Partido Popular en PSOE) dat met de opgang van het linkse Podemos en het rechtse Ciudadanos nu uit 4 grote partijen bestaat. Na de verkiezingen van december 2015 ontstond een politieke patstelling: er werd geen overeenstemming gevonden over een nieuwe meerderheid, zodat in juni nieuwe verkiezingen nodig waren. Ook na deze nieuwe stembusgang bleek de politieke patstelling bijzonder moeilijk te doorbreken. Nu de socialistische PSOE uiteindelijk haar verzet tegen een door Rajoy geleid kabinet opgeheven heeft, lijkt er eindelijk een nieuwe regering in de maak. Die zal als eerste taak hebben om budgettair orde op zaken te stellen zonder de hoge groeicijfers te veel te treffen. Slaagt ze daarin, dan kan Spanje eindelijk het donkere crisisspook definitief achter zich laten.