De groeilanden tussen groei-hoop en Trump-vrees

« Easy come, easy go »

Dat de zaken inderdaad kunnen verkeren, werd tussen 2008 en 2013 aangetoond, toen beleggers massaal de crisis in het Westen probeerden te ontvluchten. Ze zochten voor hun kapitalen een veiliger heenkomen in de gezondere overheidsbalansen en hogere groeivoeten van de ontluikende landen. Helaas bleken hierbij ook enkele oude beleggersgezegdes over het destructieve karakter van te veel en te gemakkelijk verkregen kapitaal eens te meer bewaarheid te worden. Zoals het oude beursadagium luidt: “Too much of a good thing can kill you”. We moeten nu inderdaad vaststellen dat een deel van de overvloedige kapitaalstroom geïnvesteerd werd in megalomane en onrendabele economische of sociale projecten, of zelfs gewoonweg verdween in de zakken van corrupte politici. Ook dat andere beursgezegde “Easy come, easy go” bleek eens te meer van kracht. Toen Fed-voorzitter Bernanke in mei 2013 immers een ballonnetje opliet dat de Fed haar politiek van monetaire versoepeling spoedig zou kunnen terugdraaien, gingen de poppen aan het dansen.

De druppel die de emmer doet overlopen

Het vooruitzicht van terug hogere rendementen te gaan krijgen op hun thuismarkt deed beleggers massaal geld repatriëren naar de eigen markten. Het gevolg was een massale verkoopgolf van hun posities in de groeilanden. Gezien de beperktere omvang van die markten leidde dit tot een scherpe depreciatie van de munten van deze landen. Tot overmaat van ramp bleek kort daarop ook een andere drijvende kracht achter de opgang van de groeilanden zich sterk negatief te gaan ontwikkelen. Nadat de meeste grondstoffen al een tijdje in een dalend kanaal zaten, begon zich vanaf medio 2014 een scherpe daling van de olieprijzen in te zetten. Voor veel grondstoffenafhankelijke groeilanden bleek dit de druppel die de emmer deed overlopen. De terugval van de olie- en grondstoffeninkomsten deed de groei terugvallen, met problemen voor de begroting en een verslechterende externe positie tot gevolg. En zoals altijd kwamen in de neergang van de cyclus een aantal excessen uit de periode van het gemakkelijke geld bovendrijven. In een aantal gevallen ging het zelfs om regelrechte corruptie, zoals bv. bij de Braziliaanse oliegigant Petrobras. Dat deed het beleggersvertrouwen nog verder teruglopen.

Een negatieve spiraal

En dan begon de klassieke berencyclus van de groeilanden: de kapitaalvlucht resulteerde in een scherpe depreciatie van de EM-munten, die op haar beurt de inflatie deed oplopen. Daarop hadden de centrale banken geen andere keuze dan de rente op te trekken, wat op een moment dat de economie het al moeilijk had, de economische contractie nog versterkte. Dit voedde dan weer de sociale en politieke onrust in deze landen. Kortom, een negatieve spiraal zette zich in werking. Veel groeilanden gingen door een moeilijke periode, met een fikse depreciatie van hun munten.

Een economisch herstel

Maar daar lijkt sinds begin vorig jaar een einde aan te zijn gekomen. Vooreerst hebben veel landen, onder druk van de penibele economische situatie, structurele maatregelen genomen om de problemen aan te pakken. Die waren bij momenten bijzonder pijnlijk voor de bevolking. Dat de depreciatie van hun munten ook de economische competitiviteit van deze landen aanscherpte, was daarbij mooi meegenomen. Toen ook de grondstoffencyclus begin 2016 uitbodemde, kon het herstel pas echt goed beginnen. In een eerste fase stabiliseerden de munten, waardoor de inflatoire druk eindelijk afnam. Dat liet de centrale banken toe om eindelijk de voet van de monetaire rem te halen en een aantal voorzichtige stapjes te doen in de richting van een lagere rente. Samen met de hervonden competitiviteit leidt dit nu tot een zich inzettend economisch herstel. De neerwaartse spiraal wordt nu stilaan omgebogen in een opwaartse beweging. En de markten begonnen terug vertrouwen te krijgen in de groeilanden, vertrouwen dat ze stilaan vertaalden in terug toenemende investeringen. Deze hernieuwde belangstelling werd, net als in 2009, gedeeltelijk gedreven door negatieve politieke ontwikkelingen in de thuismarkten, waar een groeiend populisme zich vertaalde in een terug aanzwellende onzekerheid. De groeimarkten leken dus weer op weg om hun rol van vluchthaven te vervullen, met dit verschil dat het deze keer op meer solide economische fundamenten gebaseerd was dan in 2009.

Dit herwonnen vertrouwen kreeg echter een fikse knauw met de verkiezing van Donald Trump, want de nieuwe president wil de vele aan groeilanden verloren arbeidsplaatsen terughalen naar de VS en lijkt daarvoor bereid om de Amerikaanse industrie met al dan niet hoge tolmuren te beschermen. Wat dan weer een fikse streep door de rekening is van de groeilanden, die grotendeels afhankelijk zijn van export naar de VS. Geen wonder dus dat de EM-munten na de verkiezing van Trump terug een fikse klap dienden te incasseren.

Op een kruispunt

En dus lijken we op een belangrijk kruispunt te zijn beland voor de groeilanden. De grote vraag daarbij is of hun net ingezette autonome herstel de pas zal worden afgesneden door de tolmuren van Trump. Zoals steeds met Trump is het antwoord weinig voorspelbaar. Wat we wel weten, is dat de invoering van hoge tolmuren op heel wat weerstand zal botsen bij minstens een deel van de Amerikaanse bevolking, om nog maar te zwijgen van de weerstand bij internationale instanties zoals de WTO. We kunnen dus maar hopen dat de soep niet zo heet zal worden gegeten als ze werd opgediend. In dat geval is de hoop dat het herstel in de meeste groeilanden zich verder doorzet, zeker gewettigd en liggen voor investeerders in groeilanden weer betere tijden in het verschiet.