Een herfst vol hervormingen

Een hervorming van de huwelijksvermogensstelsels

Op één september trad de wet van 22 juli 2018 in werking, ter wijziging van de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek betreffende de huwelijksvermogensstelsels. Met andere woorden, de regels die de verhoudingen tussen de echtgenoten vastleggen voor wat hun eigendommen betreft.

De nieuwe wet streeft naar:

  • een verduidelijking van het statuut van bepaalde eigendommen in het stelsel van gemeenschap;
  • een betere regulering van het stelsel van scheiding van goederen;
  • een aanpassing van het erfrecht van de langstlevende echtgenoot.

Een verduidelijking van het statuut van bepaalde eigendommen in het stelsel van gemeenschap

Het gewijzigde Burgerlijk Wetboek herdefinieert het statuut van bepaalde eigendommen in het stelsel van gemeenschap.

Hierbij gaat het onder meer over beroepsgoederen die uitsluitend gebruikt worden door één van de echtgenoten, rechten van deelneming of aandelen in een vennootschap waarin één van de echtgenoten actief is als bestuurder of zaakvoerder of waarin deze rechten van deelneming of aandelen onderworpen zijn aan beperkingen inzake hun overdracht, en over het klantenbestand dat werd opgebouwd door één van de echtgenoten in het kader van zijn beroep.

Om de vrijheid, de onafhankelijkheid en de beroepsactiviteit van beide echtgenoten te waarborgen zonder echter de rechten van de gemeenschap te schaden, wordt er een onderscheid gemaakt tussen het « recht » en de « waarde ».

Zodoende komt de desbetreffende echtgenoot het recht op beroepsgoederen, rechten van deelneming of aandelen en klanten toe, alsook het recht om als eigenaar van deze goederen op te treden, terwijl hun vermogenswaarde gemeenschappelijk is.

De wetgever heeft van de gelegenheid gebruik gemaakt om een einde te maken aan het debat over individuele levensverzekeringen die worden onderschreven door een persoon die getrouwd is onder het gemeenschapsstelsel.

Van nu af aan is het moment waarop de individuele levensverzekering wordt uitgekeerd of kan worden opgeëist bepalend voor het huwelijksstatuut:

  • Als de storting plaatsvindt tijdens het huwelijk, zal de prestatie gemeenschappelijk zijn indien de premies ten minste voor de helft betaald zijn met gemeenschappelijke fondsen;
  • De prestatie die niet opeisbaar wordt aan het einde van het huwelijksstelsel is een eigen goed van de begunstigde, die een « vergoeding » betaalt voor de gemeenschap.
  • De prestatie die opeisbaar geworden is bij de ontbinding van het huwelijk ten gevolge van het overlijden van de echtgenoot, is een eigen goed van de begunstigde in ruil voor een vergoeding indien de verzekering werd afgesloten door de langstlevende echtgenoot in diens voordeel, en zonder vergoeding indien zij werd afgesloten door de overleden echtgenoot in het voordeel van de langstlevende echtgenoot.

Een betere regulering van het stelsel van scheiding van goederen

In de wet wordt de mogelijkheid voorzien om in een huwelijkscontract met scheiding van goederen clausules in te voegen die de solidariteit tussen de echtgenoten versterken, zoals de toevoeging van een intern gemeenschappelijk vermogen of een clausule van deelname in de aanwinsten.

In het Burgerlijk Wetboek wordt zelfs een model voorgesteld voor de clausule van deelname in de aanwinsten, waardoor een echtgenoot kan deelnemen aan de verrijking van zijn echtgenoot op het moment van de ontbinding van het huwelijksstelsel.

De wet bestendigt bovendien dat de voordelen die de echtgenoten via deze clausule verwerven, zogenaamde « huwelijksvoordelen » zijn. Binnen bepaalde grenzen worden huwelijksvoordelen niet beschouwd als schenkingen en ze zijn daardoor dus niet onderworpen aan de regels die de reservataire erfgenamen beschermen.

Nieuw is ook dat voortaan de toekomstige echtgenoten in hun huwelijkscontract met scheiding van goederen zullen moeten aangeven of zij al dan niet aan de benadeelde echtgenoot het recht toekennen om een schadeloosstelling te vragen aan zijn echtgenoot wanneer een scheiding wegens duurzame ontwrichting ten gevolge van onvoorziene omstandigheden tot een manifeste ongelijkheid leidt.

Een aanpassing van het erfrecht van de langstlevende echtgenoot

De standaarderfrechten van de langstlevende echtgenoot wanneer de vooroverleden echtgenoot geen nakomelingen nalaat, werden gevoelig gewijzigd. Als de erflater geen testament opgesteld heeft, dan erven zijn ooms, tantes, neven en nichten niet meer indien hij een langstlevende echtgenoot achterlaat. Bovendien wordt in het Burgerlijk Wetboek bepaald dat bij het ontbreken van een testament, wanneer hij broers, zussen, neven of nichten achterlaat, de langstlevende echtgenoot de volle eigendom van de gemeenschappelijke goederen verwerft indien hij getrouwd was onder het gemeenschapsstelsel. Voortaan zullen de goederen die de erflater en zijn echtgenoot in onverdeeldheid aanhielden – hetgeen zich vaak voordoet in het stelsel van scheiding van goederen – de volle eigendom worden van de langstlevende echtgenoot.

Ten slotte staat de wet de echtgenoten toe, wanneer een van hen kinderen uit een vorig huwelijk heeft, om hun erfopvolging naar eigen goeddunken te regelen (door middel van wat gewoonlijk een "Valkeniersbeding" wordt genoemd) in zoverre dat zij zelfs kunnen bepalen dat de langstlevende geen recht heeft op de nalatenschap van de eerststervende, wat niet was toegelaten door het Burgerlijk Wetboek vóór 1 september 2018.

De hervorming van het erf- en schenkingsrecht…

Sinds 1 september 2018 gelden ook de bepalingen van de wet van 31 juli 2017 tot hervorming van het erf- en schenkingsrecht, de rechtstak die bepaalt wie de erfgenamen zijn en hoe een schenking en een legaat kunnen worden gerealiseerd.

De belangrijke principes van deze hervorming werden reeds uitvoerig besproken. We zetten ze nog even op een rij:

  • Bepaling van de erfrechtelijke reserve van de bloedverwanten in neergaande lijn op de helft van de nalatenschap van de erflater, ongeacht het aantal bloedverwanten in neergaande lijn;
  • Invoering van de principes van inbreng[1] en inkorting[2] van schenkingen in waarde in plaats van in natura;
  • De mogelijkheid om, onder strikte voorwaarden, bepaalde erfovereenkomsten af te sluiten, d.w.z. overeenkomsten over een toekomstige erfenis.

... aangepast ...

De wet die op 22 juli gestemd werd, brengt verschillende wijzigingen aan – correcties volgens sommigen – in de hervorming van het erf- en schenkingsrecht waarvan sprake.

Eén daarvan is het antwoord van de wetgever op de beroering die de wettelijke definitie van de erfovereenkomst bij sommige juristen teweegbrengt.

Volgens hen zouden bepaalde vrij gebruikelijke operaties (zoals de voorwaardelijke verkoop, het beding van aanwas, enz.) verboden kunnen worden of aan strikte voorwaarden onderworpen kunnen worden, waarbij de niet-naleving met absolute nietigheid wordt bestraft.

De nieuwe wet wijzigt bijgevolg deze definitie en stelt bepaalde overeenkomsten en bepalingen vrij van de formaliteiten die aan erfovereenkomsten worden opgelegd.

Op die manier vermijdt de wetgever de valkuilen van een verbod of van de nietigheid wegens niet-naleving van de wettelijke formaliteiten.

De wetgever heeft de « verklaring van behoud » opnieuw bekeken. De hervorming van het erfrecht en het schenkingsrecht voorziet de mogelijkheid voor een schenker om bij authentieke akte te verklaren dat hij de toepassing van de oude wettelijke bepalingen betreffende de wijze van inbreng en inkorting op alle schenkingen die hij vóór 1 september 2018 gedaan heeft, wenst te handhaven.

De nieuwe regels op dit vlak zijn immers ook van toepassing op schenkingen die vóór deze datum zijn gedaan, tenzij uitdrukkelijk bepaald is dat zij, naargelang van het geval, inbrengbaar of inkortbaar zijn in natura of in geval van « verklaring van behoud ».

Deze verklaring van behoud moest uiterlijk op 31 augustus 2018 worden ingediend. Deze periode wordt verlengd tot en met 1 september 2019. De verklaring van behoud geldt uiteraard altijd alleen voor schenkingen die vóór 1 september 2018 zijn gedaan, aangezien schenkingen die na deze datum worden gedaan, aan de nieuwe regels onderworpen zijn.

... en vervolledigd

De erfovereenkomst heeft aanleiding gegeven tot bezorgdheid op fiscaal vlak. In een erfovereenkomst kan immers sprake zijn van een schenking die in België niet aan schenkingsrechten onderworpen geweest is. De erfovereenkomst met betrekking tot een overeenkomst of bepaling ten kosteloze titel wordt echter noodzakelijkerwijs bij authentieke akte vastgesteld en is dus onderworpen aan de registratieformaliteit. Sommigen vroegen zich af of de administratie in deze erfovereenkomst geen titel zou zien die haar toestaat om schenkingsrechten te innen.

Vlaanderen en Wallonië, respectievelijk bij de decreten van 6 en 18 juli jongstleden, beslissen over de vraag en stellen de in de erfovereenkomst vermelde schenkingen die niet geregistreerd zijn, vrij van schenkingsrechten, mits verklaring van de partijen dat deze schenkingen vóór de erfovereenkomst zijn gedaan.

Met betrekking tot de andere fiscale maatregelen die door deze decreten worden aangenomen, verwijzen wij naar onze website.

Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest heeft nog geen vergelijkbare tekst aangenomen.

Nieuwe opportuniteiten

De genoemde hervormingen zijn bedoeld om de burger meer vrijheid te geven op het gebied van huwelijks- en vermogensplanning, evenals meer rechtszekerheid.
De inwerkingtreding ervan biedt de burgers ongetwijfeld de gelegenheid om hun huwelijks- en vermogensplanning te herbekijken.

 

Wenst u meer informatie? Aarzel niet om dit met uw private banker te bespreken of om ons te contacteren.

Wij zullen een beroep doen op onze experts inzake Vermogensplanning en –structurering om al uw vragen te beantwoorden. 

 

[1] De inbreng van een schenking is een operatie die gericht is op de gelijkheid tussen erfgenamen door de persoon die een goed via schenking ontvangen heeft, te verplichten om de (geïndexeerde) waarde ervan in te brengen in de nalatenschap voor herverdeling.

[2] De reservataire erfgenaam die niet de totaliteit van zijn reservataire rechten heeft verkregen ten gevolge van schenkingen door de erflater, kan de inkorting ervan vragen, opdat de (geïndexeerde) waarde van het te veel ontvangen deel aan hem wordt teruggegeven.