Belgische kunst en de internationale markt

Overal wordt er kunst gekocht, en zowel in België als daarbuiten moeten veilinghuizen zich aanpassen aan de smaak van een goed geïnformeerd publiek dat kunstbeurzen afstruint op zoek naar artiesten van alle nationaliteiten.

Belgische kunst, die Belgische verzamelaars jarenlang kon bekoren als nationaal erfgoed, heeft ook internationale liefhebbers en verzamelaars weten te verleiden nu ze ook buiten de grenzen gekend is.

Eind jaren 1980 organiseerden de grote veilinghuizen in Londen thematische veilingen die gewijd waren aan Belgische kunst. Werken van Fernand Khnopff, Léon Spilliaert, William Degouve de Nuncques, Gustave De Smet, … haalden internationale veilingprijzen. Eind 1989 leed de derde veiling van Belgische kunst, net zoals de hele kunstmarkt, onder de gevolgen van de Golfoorlog. Er volgden andere veilingen, die verplaatst werden naar Amsterdam, maar het model van de thematische veilingen stierf een stille dood bij gebrek aan kwaliteitsstukken en nieuwe kopers.

Vandaag zijn er een twaalftal Belgische artiesten die op internationale belangstelling kunnen rekenen, waaronder René Magritte, Paul Delvaux, James Ensor en Léon Spilliaert voor de « moderne » kunst en Walter Leblanc, Jef Verheyen en Luc Tuymans voor de hedendaagse kunst. Zo werd een werk van Jef Verheyen uit 1958 in Amsterdam geveild voor een bedrag van 289.500 euro, terwijl het op 12.000 tot 16.000 euro werd geschat. We vermelden ook vijf miljoenenwerken op veilingen voor Luc Tuymans, en Walter Leblanc doet zijn invloed gelden dankzij de belangstelling voor de groep Zero waarmee hij sinds 1962 exposeerde.

De voorbije jaren hebben verschillende « klassieke » Belgische artiesten de aandacht naar zich toe weten te trekken in de veilingzalen. Bij Sotheby’s in Londen werd « Roze harmonie », een meesterwerk van Leon De Smet dat een jonge slapende vrouw voorstelt, gekocht voor 645.294 euro.

Twee werken van Léon Spilliaert vielen zodanig in de smaak op veilingen dat ze recordbedragen haalden. In juni 2015 ging bij Sotheby’s « De absintdrinkster » voor 483.000 euro over de toonbank. Het grote aquarelwerk kwam uit een privécollectie en werd uitvoerig tentoongesteld en gepubliceerd. Het werd aangekocht door de Koning Boudewijn Stichting voor een Belgisch museum. Vijf maanden later werd voor een uitzonderlijk zelfportret van Léon Spilliaert 741.000 euro neergeteld bij De Vuyst in Lokeren, wat het veilingrecord voor de Oostendse kunstenaar blijft. In december 2016 ging « Squelette arrêtant Masque », een werk van James Ensor uit 1891 dat 1.000.000 à 1.500.000 euro geschat werd, onder de hamer voor 7.375.000 euro, i.e. meer dan zeven maal het geschatte bedrag! Tot slot werd « L’Empire des Lumières », de eerste versie uit 1949, in New York geveild voor 20.500.000 dollar. Magritte blijft verreweg de duurste Belgische kunstenaar van de markt en waarschijnlijk de bekendste en de meest internationaal verspreide.

Aangezien veilingen anoniem zijn, is het moeilijk te achterhalen wie de werken gekocht heeft en wie de lagere bieders zijn. Maar we kunnen ons wel inbeelden dat er op veilingen gestreden wordt voor onze landgenoten vanwege hun uitzonderlijke werken. Hier in België of daarbuiten, Belgische kunst is het waard!