De taks op de effectenrekeningen: een echt voorwerp van betwisting!

Talrijke redenen tot bezwaren

De bezwaren tegen de wet van 7 februari 2018 houdende invoering van een taks op de effectenrekeningen zijn immers talrijk.
  • De taks is enkel verschuldigd in hoofde van natuurlijke personen. Vennootschappen worden niet beoogd door deze belasting, wat dus neerkomt op een vermogensbelasting.
  • Belgische ingezetenen die houder zijn van een effectenrekening in België of in het buitenland en niet-ingezetenen die houder zijn van een effectenrekening in België (behalve diegenen die een overeenkomst tot voorkoming van dubbele belasting inzake vermogensbelasting kunnen inroepen) zijn eraan onderworpen. Bijgevolg zou een inwoner die in zijn woonstaat reeds aan een vermogensbelasting onderworpen is (bv. een Zwitser uit één van de kantons die aan een forfaitaire belastingheffing onderworpen zijn), een tweede maal kunen worden belast op de activa ingeschreven op een effectenrekening waarvan hij houder is in België.
  • De taks is verschuldigd op de totaliteit van de belastbare effecten indien hun gemiddelde waarde gelijk is aan of hoger is dan 500.000 €. Indien deze waarde 499.000 € bedraagt, is de taks niet verschuldigd. Als het gemiddelde bedrag van de effectenrekening 500.001 € bedraagt, is de taks verschuldigd op de totaliteit van de belastbare effecten.
  • De effecten op naam zijn uitgesloten van de heffingsgrondslag van de taks. Maar als deze effecten vermeld worden op een rekening, terwijl het de essentie van deze effecten is dat ze ingeschreven zijn in het aandeelhoudersregister van de vennootschap die ze uitgegeven heeft, vallen ze onder het toepassingsgebied van de taks.
  • De effecten die deel uitmaken van een pensioenspaarrekening zijn niet onderworpen aan de taks. De effecten die onderliggende waarden zijn van een levensverzekeringscontract zijn ook niet onderworpen aan de taks.
  • Opties worden niet beoogd, warrants daarentegen wel. Welnu, een warrant bezit heel vaak kenmerken die gelijkaardig zijn aan die van een optie.
  • Het tarief van de taks bedraagt 0,15%. Vooraleer de heffingsgrondslag van de Franse ISF, waarvan de eerste belastingschijf slechts startte vanaf 800.000 €, verminderd werd tot de (rechtstreeks of onrechtstreeks aangehouden) onroerende goederen alleen, moest een Franse ingezetene die goederen ter waarde van 1.000.000 € bezat, een ISF van 1.000 € betalen, terwijl een Belgische belastingplichtige die houder is van belastbare effecten ter waarde van dit bedrag, een taks van 1.500 € zal betalen.
  • De effectenrekening waarvan een Belgische ingezetene houder is bij een buitenlandse bank is onderworpen aan de taks. Als de buitenlandse bank geen aansprakelijke vertegenwoordiger heeft laten erkennen om de formaliteiten betreffende de taks in België te vervullen, moet de houder de aangifte zelf doen en de taks aan de Schatkist betalen, terwijl de formaliteiten door de Belgische bank worden vervuld voor de belastingplichtige die geen rekening in het buitenland heeft.

De lijst van onregelmatigheden, kritieken en ongelijke behandelingen is nog nooit zo lang geweest voor een en dezelfde taks.

Tot slot mogen we niet vergeten dat de aanzienlijke administratieve last die deze taks met zich meebrengt, – weerom – op de financiële instellingen rust. Zij zijn belast met de invoering van een reeks modellen en programma’s en dienen blijk te geven van waakzaamheid om de verschillende hypotheses te dekken die de wet niet in aanmerking genomen heeft.

Het arrest van het Grondwettelijk Hof wordt verwacht in de loop van volgend jaar. Het is te hopen dat de wet houdende invoering van een taks op de effectenrekeningen zal worden vernietigd.