Uw tweede verblijf in Frankrijk minder belast?

Een Belgische belastingplichtige is ertoe gehouden om al zijn wereldwijde inkomsten aan te geven. Met betrekking tot de inkomsten uit onroerende goederen die niet verhuurd of voor privédoeleinden verhuurd worden, blijkt dat ze op verschillende wijze worden belast al naargelang het onroerend goed zich in België of in het buitenland bevindt.

Voor Belgische onroerende goederen dient het kadastraal inkomen als basis om het belastbare inkomen te bepalen. De inkomsten uit in het buitenland gelegen goederen worden belast op basis van de « brutohuurwaarde » van de onroerende goederen.

Oorspronkelijk weerspiegelde het kadastraal inkomen de huurwaarde van de goederen. Maar de vastgoedmarkt is zodanig geëvolueerd dat deze waardering niet meer overeenkomt met de standaarden van de huidige markt.

Bijgevolg, voor een goed van dezelfde waarde kan het feit dat het in België of in het buitenland gelegen is, het bedrag van de op zijn inkomsten verschuldigde belasting sterk doen variëren.

Deze discriminatie werd bekritiseerd door het Europees Hof van Justitie, dat België gelast heeft om zijn belastingwijze aan te passen.

Hoe moet het begrip “brutohuurwaarde” worden geïnterpreteerd?

In een circulaire heeft de Belgische belastingadministratie de manier verduidelijkt waarop het begrip « brutohuurwaarde » moet worden geïnterpreteerd. Deze circulaire beperkt zich enkel tot het geval van een in Frankrijk gelegen onroerend goed.

Volgens deze circulaire is de aan te geven brutohuurwaarde wanneer een goed niet verhuurd wordt, gelijk aan de in aanmerking genomen heffingsgrondslag op « l’avis d’imposition taxe foncière » uitgegeven door de Franse belastingautoriteiten. Deze heffingsgrondslag moet vervolgens worden vermenigvuldigd met twee (aangezien het bedrag een “nettobedrag” is na aftrek van een kostenforfait van 50%) en nadien worden verminderd met het bedrag van de Franse belastingen (zoals de grondbelasting, de belasting op de inkomsten uit grondbezit, maar niet de woonbelasting).

Stel dat u een « avis d’imposition foncière » voor uw tweede verblijf in Frankrijk ontvangt waarop een heffingsgrondslag van 5.287 euro en een te betalen belasting van 2.127 euro worden vermeld. In uw belastingaangifte dient u onder de code 1(2)130 te vermelden: (5.287 x 2) - 2.127, ofwel 8.447 euro.

Ingeval het goed gedeeltelijk verhuurd wordt, dient men de verkregen brutohuurgelden aan te geven en, pro rata temporis, de brutohuurwaarde voor de periode gedurende dewelke het onroerend goed niet verhuurd werd. Van deze bedragen mogen de Franse belastingen worden afgetrokken.

De administratieve circulaire maakt een einde aan de onzekerheid over de manier waarop een in Frankrijk gelegen goed moet worden aangegeven. In feite zal ze meestal leiden tot de bepaling van een minder hoge belastbare grondslag dan in het verleden. Hoe zit het echter voor de eigenaars van een tweede verblijf in Spanje of Italië? Hiervoor blijft de onzekerheid bestaan...

Wij denken overigens niet dat deze definitie van de huurwaarde van een goed aanleiding geeft tot een vermindering van de discriminatie die aan de oorsprong ligt van het arrest van het Europees Hof van Justitie. Men mag zich dus verwachten aan nieuwe discussies hierover, die ertoe zouden kunnen leiden dat de wetgever de geldende wettelijke bepalingen herziet.

Laat ons hopen dat deze problematiek het debat over een belasting van de onroerende inkomsten op basis van de reële huurgelden niet heropent.