Met een dynamische pro-Europese president in Frankrijk en een uitermate ondernemende Mittelstand in Duitsland zou je denken dat Europa de toekomst met vertrouwen tegemoetziet. Waarom is dat niet het geval?
Europa zou Europa niet zijn zonder de gebruikelijke dosis zorgen. Sommige zorgen gaan veel dieper: kan de Europese Unie wel bijeenblijven en structurele hervormingen doorvoeren, zodat het een krachtig blok wordt dat op de lange termijn met de VS en China kan concurreren?
De voorstellen van president Emmanuel Macron voor meer Europese integratie vallen in Duitsland in dovemansoren : dat land wil een andere koers varen waarin de lidstaten hun binnenlandse financiën zelf op orde moeten houden. Duitsland is ook niet te vinden voor de voorstellen van de Europese Centrale Bank voor een bankenunie of een gemeenschappelijk depositogarantiestelsel.
Duitsland wil geen ‘geldschieter in laatste instantie’ worden die de eurozone in noodgevallen weer mag redden. En Duitsland is niet het enige land dat aarzelt over verdere integratieplannen indien ze niet gepaard gaan met structurele hervormingen in landen zoals Italië.
Nederland is hier ook geen voorstander van, net als sommige Scandinavische en diverse Centraal- en Oost-Europese landen. Dat geldt met name voor de zogenaamde Visegrád-groep, waartoe Tsjechië, Hongarije, Polen en Slowakije behoren.
Maar ook uit één van de oprichtende landen – Italië – kan verzet tegen de EU komen. De stellingname van de nieuwe regering in Rome leidt waarschijnlijk tot een directe confrontatie met de Europese Commissie, niet in de laatste plaats over begrotingszaken.
Het is te vroeg om de gevolgen van het getouwtrek tussen Italië en de Europese Commissie te kunnen inschatten. Intussen blijft Europa nog genoeg aantrekkingskracht bieden. Het overschot op de lopende rekening is aanzienlijk, terwijl de totale schuld kleiner is dan die van de VS. De rente blijft bovendien zeer laag: de ECB wil in plaats van een agressieve verstrenging het programma van kwantitatieve versoepeling voortzetten, minstens tot het einde van dit jaar. De spaarquote blijft hoog in Europa: consumenten kunnen meer uitgeven of geld opzijzetten voor de toekomst. En een dalende werkloosheid helpt natuurlijk ook.
Maar Europa wordt eveneens geconfronteerd met drie bedreigingen: schuldproblemen, ongunstige demografische ontwikkelingen en disruptie. En daarom moet Europa vroeg of laat toch echt zijn zaakjes op orde krijgen. Voortbouwend op het hoogwaardige onderwijssysteem zou het EU-blok een vooraanstaande partij op het gebied van techniek en IT kunnen worden. Dit vraagt toch om een gemeenschappelijke visie en gezamenlijke investeringen in de toekomst – en op die fronten moet Europa nog veel werk verzetten.
Het pijnlijke Brexit-proces maakt het moeilijker om vooruitgang te boeken, maar het Britse vertrek uit de EU kan ook het gevoel van urgentie en solidariteit versterken en snelle en ingrijpende hervormingen in gang zetten. Tot die tijd zal het Europese potentieel nog niet geheel benut kunnen worden.