Europese economie: is het ergste leed geleden?

Net toen die operatie leek te slagen,  kwam de crisis omtrent de Europese overheidsfinanciën roet in het  eten  gooien. Verschillende landen moesten op bedeltocht bij de Europese instanties en het Internationaal Monetair Fonds om niet in faling te belanden. Voor Griekenland bleek zelfs dat niet mogelijk en het land moest een vernederende schuldherschikking en strenge toezichtsregels vanuit de Europese Trojka ondergaan. Al deze episodes brachten op een pijnlijk duidelijke manier de vele onvolkomenheden van de Europese constructieaan het licht. Zowel de financiële tekortkomingen van  de  euro  als  munt  als de pijnpunten in termen van snelheid en doortastendheid van de politieke besluitvorming binnen de Europese Unie kwamen aan de oppervlakte. Bovendien bleek er een brede culturele kloof te gapen tussen de op orde, stabiliteit en duidelijke regels gestelde Germaanse landen en de meer  losse  benadering  van  de  Latijnse volkeren. Het  strenge  soberheidsbeleid dat Europa aan vele landen oplegde, heeft hoe dan ook kwaad bloed gezet. Het is ongetwijfeld medeverantwoordelijk voor  het nu de kop opstekende populisme met een sterke anti-Europese inslag.

 

Maar kijk, net op het moment dat de politieke wereld in rep en roer staat omwille van het aanzwellende populisme lijkt het economische schip weer op koers te geraken. Sinds de zomer van 2016 gaan de economische indicatoren eensgezind de hoogte in. En wat meer is, voor het eerst sinds de crisis lijkt dit herstel breed te worden gedragen, zowel over alle sectoren als over alle landen. Dit is duidelijk te zien in de PMI-indicatoren, die een erg goed beeld geven van de kortetermijnontwikkeling van de economie. Daaruit blijkt ook dat er eindelijk een zeker herstel is in Frankrijk en Italië, twee landen die al geruime tijd aan de staart van het groeiklassement bengelen. Hoewel de conjunctuur er nog steeds veel minder krachtig is dan in de rest van Europa, is er nu toch minstens sprake van enig herstel dat sterk genoeg is om de torenhoge werkloosheid eindelijk wat terug te dringen. Met werkloosheidspercentages van 9,5% (Frankrijk) en 11,7%  (Italië)  blijft er in beide landen weliswaar nog ontzettend veel werk aan de winkel, vooral omdat ook de jeugdwerkloosheid in beide landen enorm hoog is.

HET HERSTEL IS DEELS HET GEVOLG VAN DE VERBETERENDE WERELDECONOMIE

Een samenspel van factoren, zowel  binnen als buiten Europa, voedt het economische herstel. Tot de externe factoren behoort zeker het ogenschijnlijk weinig spectaculaire, maar gestage herstel van de wereldeconomie. De Verenigde Staten lopen traditiegetrouw voorop in de economische cyclus en dat is deze keer niet anders. Na jaren van een weliswaar matige groei is de Amerikaanse economie al terug een flink stuk groter dan vóór de crisis en vervult ze eens te meer de rol van locomotief voor de wereldgroei. Maar de VS staan daarbij niet langer alleen. Het herstel van de olie- en grondstoffenmarkten resulteerde in hernieuwde groeikracht in vele opkomende landen. De exportgerichte industrie van vooral Duitsland kon hier goed garen bij spinnen en Duitsland bleef een groeimotor voor Europa. Wie de Duitse cijfers bekijkt, kan inderdaad alleen maar jaloers zijn: de economie groeide er over 2016 met 1,9% en de werkloosheidsgraad van het land ligt onder 6%. En over 2016 werd een begrotingsoverschot van € 23,7 miljard (0,8% van het bnp) opgetekend, waarmee  voor  het  derde  jaar  op  rij een surplus werd geregistreerd! Dit grote overschot zorgt wel voor heel wat discussie binnen Europa, daar sommigen  stellen  dat Duitsland dit overschot meer moet gebruiken om de economie te stimuleren. De Duitsers blijven echter  vasthouden  aan hun politiek van schuldafbouw (de schuldgraad van het land beloopt nog 68,2% van het bnp) met het oog op het opvangen van de vergrijzing. De Nederlandse economie, waar men het Duitse recept van op strikte begrotingsdiscipline  en  herstel van de competitiviteit gerichte maatregelen gevolgd heeft, kan overigens bijna even goede statistieken voorleggen als de Duitse.

 

HET HERSTEL VAN DE KREDIETVERLENING IS DE 2DE PIJLER VAN HET HERSTEL 

Naast de gezonde ontwikkeling van de wereldvraag is er een andere belangrijke factor die tot het herstel van de Europese economie heeft bijgedragen: de stabilisering van het financieel  systeem  en   de   kredietverleningscapaciteit   van de  banken.  Het  bancaire   systeem   is  na de val  van  Lehman  Brothers  door  een  crisis  zonder  weerga gegaan.  Met de daaropvolgende crisis omtrent de Europese  overheidsfinanciën   ontstond er verdere twijfel over de gezondheid van de banken. De overheden hebben hierop gereageerd door de vereisten inzake eigen vermogen voor de banken versneld op te trekken. De banken dienden dus sneller dan gepland een grotere financiële buffer aan te leggen. Omdat de beurskoersen van de banken onder druk stonden en zelfs onder de boekwaarde gingen, oordeelden de aandeelhouders dat het niet opportuun was om in die omstandigheden een kapitaalverhoging door te voeren. Dit liet de banken weinig andere keuze dan hun balans in te krimpen en de kredietverlening te beperken. Tussen 2012 en 2015 daalde de kredietverlening aan particulieren en ondernemingen  dan  ook  fors,   waardoor heel wat geplande aankopen of projecten niet van de grond kwamen bij gebrek aan financiering. Dit bracht uiteraard klappen toe aan de economie en verklaart mee waarom de Europese economie tussen 2012 en 2015 zo amechtig presteerde. Maar vanaf 2015 bereikten veel banken terug de gevraagde kapitaalbuffers, waardoor ze opnieuw ruimte kregen om kredieten te verlenen. Kredieten die aan de historisch lage rentevoeten van de afgelopen jaren dan ook gretig werden opgenomen: de groei van kredieten aan de privésector in Europa beloopt momenteel zelfs bijna 20%! Dat betekende een stevige extra duw in de rug voor de economie en droeg zeker bij tot het herstel dat we vandaag beleven.

HERVORMINGEN ZIJN CRUCIAAL BIJ HET HERSTEL

Maar het meest cruciale element in het economische herstel is ongetwijfeld dat de harde herstelmaatregelen die verschillende landen genomen hebben, eindelijk vruchten beginnen af te werpen. Het is niet toevallig dat Spanje en Ierland, twee door de vastgoedcrisis zwaar getroffen landen, nu de groeikampioenen van Europa zijn. Beide landen hebben immers vrij kort na het uitbreken van de crisis hun beleid helemaal omgegooid om recht te trekken wat in de precrisisperiode was scheefgelopen, meer bepaald de gigantische ontsporing van de loonkosten, zeker vergeleken met de Duitse loonkost (grafiek). Deze ontsporing bleef lang aan het oog onttrokken door de om zich heen grijpende vastgoedbubbel, die heel wat arbeidsplaatsen creëerde en een vals gevoel van economische performantie gaf. Maar toen de crisis losbarstte, stelde men vast dat jobs als sneeuw voor de zon verdwenen, dat banken die de bouwwoede gefinancierd hadden, overkop gingen en dat de industrie niet competitief was. Dit laatste bleek vooral uit de belabberde exportprestaties van deze landen. Er zat niets anders op dan door de zure appel heen   te   bijten   en   met   forse  dalingen van de lonen de exportcompetitiviteit te herstellen. Beide landen namen dan ook een hele reeks maatregelen om de loonkost te verlagen en, in het geval van Spanje, eveneens om de arbeidsmarkt flexibeler te maken. En daar plukt men nu de vruchten van. Met een gemiddelde groei over de voorbije 3 jaar van 2,8% is er in Spanje een fors herstel merkbaar. Opvallend is dat ook de vastgoedprijzen in beide landen weer stijgen en in Dublin zelfs al terug de niveaus van vóór de crisis hebben bereikt! Uit de grafiek blijkt ook dat in een aantal landen de arbeidskosten niet werden aangepakt. Dit geldt vooral voor Frankrijk en Italië, waar de economie ter plaatse is blijven trappelen, met alle gevolgen van dien voor de werkloosheid en alle sociale en politieke spanningen die dit met zich meebrengt. Maar tegelijkertijd schuilt hier een boodschap van hoop in: als Frankrijk en Italië orde op zaken kunnen stellen, opent zich een gigantisch groeipotentieel in Europa, dat mogelijk de klappen kan opvangen die de Brexit met zich zal meebrengen. Het zal vooral zaak zijn dat de nieuwbakken Franse regering haar eigen burgers ervan kan overtuigen dat het loslaten van de heilige 35-urenweek de enige uitweg is uit het economische moeras en dat de over de voorbije 30 jaar geprobeerde wondermiddelen, zoals arbeidsduurverkorting (met loonbehoud) en allerhande goedkope nepstatuten, geen zoden aan de dijk brachten. Ook populistische maatregelen zoals het sluiten van de grenzen zijn uit den boze en kunnen de situatie alleen maar verergeren. In het politiek erg verdeelde Italië is dit eveneens de boodschap die men de burgers moet brengen. Pas als men daarin slaagt, zal Europa de crisis definitief achter zich kunnen laten