Dubbele belasting van dividenden van Franse oorsprong: Hoe zijn rechten doen gelden?

Dubbele belasting

Ter herinnering, krachtens de overeenkomst tot voorkoming van dubbele belasting tussen Frankrijk en België, ondergaat een dividend van 100 euro dat een in Frankrijk gevestigde vennootschap aan een Belgische fiscale ingezetene-natuurlijke persoon uitkeert, in Frankrijk een bronheffing van 15 euro (verlaagd tarief van 15% bepaald door de overeenkomst). Het nettobedrag van 85 euro is vervolgens in België onderworpen aan een belastingheffing van 30%. Er zal na belastingen dus een netto-inkomen van 59,5 euro worden ontvangen.

Naast het verlaagde tarief van de Franse bronheffing (15%) bepaalt deze overeenkomst eveneens de toekenning, door België, van een belastingkrediet genaamd Forfaitair gedeelte van Buitenlandse Belasting (FBB).

De overeenkomst preciseert daartoe dat het FBB aftrekbaar is onder de voorwaarden bepaald door de Belgische wetgving. De overeenkomst verwijst dus uitdrukkelijk naar onze wetgeving, volgens dewelke de belastingplichtigen-natuurlijke personen die ten private titel handelen, uitgesloten zijn van het voordeel van het FBB.

De Belgische belastingadministratie wordt in haar positie gesterkt door de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie en door onze Minister van Financiën, die onlangs nog herhaald heeft dat hij niet de intentie heeft om aan deze situatie te verhelpen.

Arrest van 16 juni 2017

In zijn arrest van 16 juni 2017 heeft het Belgische Hof van Cassatie, voor de eerste maal, deze positie van de Belgische belastingadministratie verworpen.

Naar aanleiding hiervan herinnert het Hof van Cassatie aan het beginsel van voorrang van het internationale recht (in casu de Frans-Belgische overeenkomst) op het nationale recht.

Anders gezegd, de Belgische belastingadministratie kan haar nationale recht niet inroepen om de toepassing van het door de Frans-Belgische overeenkomst bepaalde FBB te weigeren.

Hoewel deze overeenkomst naar onze wetgeving verwijst, bedingt ze dat dit FBB in geen geval minder mag bedragen dan 15% van het bedrag na Franse inhouding, zonder dat enige voorwaarde van gebruik van de kapitalen voor de beroepswerkzaamheid is voorzien.

Wanneer we het arrest van het Hof van Cassatie op ons bovenvermelde cijfervoorbeeld toepassen, zou er na belastingen dus een nettobedrag van 72,25 euro worden geïnd, ofwel een verschil van 12,75 euro voor de belastingplichtige!

En nu?

Zoals we in de Monthly van september laatstleden geschreven hebben, is de juridische carrousel nog niet ten einde. Het zal nog verschillende jaren duren vooraleer er een vaste en definitieve beslissing hierover gevallen is.

Elke belastingplichtige heeft echter de mogelijkheid om, ten bewarende titel, een bezwaarschrift bij de Belgische belastingadministratie in te dienen teneinde de teruggave te bekomen van de in het verleden te veel betaalde Belgische belasting.

Wanneer het gaat om buitenlandse inkomsten die de Belgische bevrijdende roerende voorheffing ondergaan hebben, beschikt de belastingplichtige over een termijn van 5 jaar om zijn bezwaarschrift in te dienen. Deze termijn van 5 jaar loopt vanaf 1 januari van het jaar waarin de voorheffing geheven werd (bv. voor een voorheffing geheven op 1 februari 2013 verstrijkt de bezwaartermijn op 31 december 2017). U hebt het wel begrepen, er kan geen bezwaarschrift op nuttige wijze worden ingediend voor de voorheffingen geheven in 2012 of eerder.

Vanaf 1 januari 2018 zullen de inkomsten van 2013 niet meer het voorwerp kunnen zijn van een bezwaarschrift.

Wanneer het gaat om buitenlandse inkomsten die in het buitenland geïnd zijn en die dus door de belastingplichtige in zijn jaarlijkse belastingaangifte opgenomen zijn, is de bezwaartemijn beperkt tot 6 maanden vanaf de verzendingsdatum van het aanslagbiljet.

Het is nuttig om eraan te herinneren dat dit bezwaarschrift enkel kan worden ingediend door de begunstigde van de inkomsten (en niet door de depothoudende bank van de buitenlandse effecten)!

Voor de toekomst, en zolang de Frans-Belgische overeenkomst niet gewijzigd wordt(!!!), zullen de betrokken belastingplichtigen jaarlijks een bezwaarschrift bij de belastingadministratie moeten indienen om de toepassing van het FBB te vragen. Het gebruik van de jaarlijkse belastingaangifte is uitgesloten, omdat er geen code in het aangifteformulier voorzien is.

Conclusie

Het arrest van het Belgische Hof van Cassatie is goed nieuws voor de belastingplichtige, maar laat in dit stadium echter niet toe om enige terugbetaling van te veel betaalde roerende voorheffing te garanderen.

De indiening van een bezwaarschrift ten bewarende titel kan niettemin nuttig blijken.

Men dient eveneens in gedachten te houden dat de indiening van een bezwaarschrift als onmiddellijk gevolg heeft dat het bankgeheim voor de belastingplichtige wordt opgeheven.

Na de indiening ervan, bestaat de vrees dat de belastingadministratie weigert om de nieuwe rechtspraak van het Hof van Cassatie toe te passen, omdat er nog gerechtelijke procedures mogelijk zijn.

Bij afwezigheid van beslissing van de administratie of in geval van weigering door de administratie om de te veel betaalde belasting of voorheffing terug te betalen, kan de belastingplichtige een vordering instellen voor de rechtbank van eerste aanleg.

We hebben verschillende in deze materie gespecialiseerde advocatenkantoren gecontacteerd voor een forfaitaire raming van de kosten van het bezwaarschrift en de vordering voor de rechtbank van eerste aanleg.

Het departement Wealth Planning & Structuring staat te uwer beschikking om u deze verschillende ramingen mee te delen en al uw vragen te beantwoorden.

Société Civile Immobilière française (SCI): het Belgische Hof van Cassatie bevestigt!

In onze Monthly van mei 2017 hebben we het arrest van het Belgische Hof van Cassatie van 29 september 2016 becommentarieerd. Het Hof besliste toen dat de inkomsten ontvangen door een Belgische ingezetene in zijn hoedanigheid van aandeelhouder van een Franse translucide SCI, in België belastbaar zijn als roerende inkomsten.

Eén jaar later (arrest van 21 september 2017) heeft het Belgische Hof van Cassatie het roerende karakter van deze inkomsten bevestigd. Ze moeten dus de Belgische belasting (30%) ondergaan wanneer ze worden uitgekeerd aan Belgische ingezetenen-natuurlijke personen.