Dubbele belasting van dividenden van franse oorsprong: het hof van cassatie verzet zich ertegen!

Dubbele belasting

Een dividend van 100 dat door een in Frankrijk gevestigde vennootschap wordt uitgekeerd aan een Belgische fiscale ingezetene-natuurlijke persoon ondergaat een bronheffing van 15 in Frankrijk (verlaagd tarief van 15% indien de begunstigde de toepassing vraagt van de overeenkomst tot voorkoming van dubbele belasting ondertekend tussen Frankrijk en België). Het nettobedrag van 85 wordt vervolgens in België onderworpen aan een belastingheffing van 30% (via de bevrijdende roerende voorheffing of via de jaarlijkse belastingaangifte). Er zal dus een nettobedrag van 59,5 worden geïnd na belastingen.

Kan de Frans-Belgische overeenkomst verhelpen aan deze juridische dubbele belasting?

Naast de toepassing van een verlaagd tarief van de Franse bronheffing (15% in plaats van het normale tarief van 30%) bepaalt deze overeenkomst eveneens dat de dubbele belasting wordt vermeden door de toekenning, door België, van een belastingkrediet genaamd forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting (FBB).

De overeenkomst preciseert daartoe dat « de belasting in België verschuldigd op het bedrag netto van Franse inhouding zal worden verminderd... met het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting dat onder de door de Belgische wetgeving vastgestelde voorwaarden aftrekbaar is, zonder dat bedoeld gedeelte minder dan 15% van het evenvermelde nettobedrag mag belopen ». De overeenkomst verwijst dus uitdrukkelijk naar onze wetgeving. Deze bepaalt, sinds 1989, dat de toepassing van het FBB beperkt is tot de kapitaalinkomsten die in het buitenland werden onderworpen aan een gelijkaardige belasting als de Belgische belasting wanneer deze kapitalen voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid in België worden gebruikt. Dit FBB is gelijk aan 15/85ste van het netto buitenlands roerend inkomen. De belastingplichtigen-natuurlijke personen die ten private titel handelen, zijn volgens de Belgische wetgeving dus uitgesloten van het voordeel van het FBB. De Belgische belastingadministratie wordt in haar positie gesterkt door de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dat tot op heden de vorderingen altijd verworpen heeft die reeds talrijke jaren door Belgische belastingplichtigen zijn ingesteld.

 

Arrest van 16 juni 2017

In zijn arrest van 16 juni 2017 heeft het Belgische Hof van Cassatie deze administratieve positie voor de eerste maal verworpen. Naar aanleiding hiervan herinnert het Hof van Cassatie aan het beginsel van voorrang van het internationale recht (in casu de Frans-Belgische overeenkomst) op het nationale recht. Anders gezegd, de Belgische belastingadministratie kan haar nationale recht niet inroepen om de toepassing van het door de Frans-Belgische overeenkomst bepaalde FBB te weigeren. Hoewel deze overeenkomst naar onze wetgeving verwijst, bedingt ze dat dit FBB in geen geval minder mag bedragen dan 15%[1] van het bedrag na Franse inhouding, zonder dat enige voorwaarde van gebruik van de kapitalen voor de beroepswerkzaamheid is voorzien.

Welk resultaat verkrijgen we als we het arrest van het Hof van Cassatie toepassen op ons bovenvermelde cijfervoorbeeld? Het dividend van 100 ondergaat in Frankrijk een bronheffing van 15. Het nettobedrag van 85 zal vervolgens in België worden onderworpen aan een belastingheffing van 30% (25,5); de betrokken belastingplichtige heeft, volgens het Hof van Cassatie, recht op een belastingkrediet van 12,75 (85 x 15%). Er zou dus een nettobedrag van 72,25 worden geïnd na belastingen. In vergelijking met de eerste versie van de berekening bedraagt het verschil voor de belastingplichtige 12,75 (wat uiteraard overeenstemt met het bedrag van het FBB). Een duidelijk verschil!

 

En nu?

De zaak werd verwezen naar het hof van beroep van Antwerpen. Gaat dit de nieuwe rechtspraak van het Hof van Cassatie volgen? Indien de rechtspraak van het Hof van Cassatie door het hof van beroep van Antwerpen bevestigd wordt, is het zeer waarschijnlijk dat de belastingadministratie op haar beurt een cassatieberoep zal instellen. Men begrijpt dus wel dat de juridische carrousel nog niet ten einde is. Het zal nog verschillende jaren duren vooraleer er een vaste en definitieve beslissing hierover gevallen is.

 

Wat doen in afwachting?

Elke belastingplichtige heeft de mogelijkheid om, al was het maar ten bewarende titel (behoud van de rechten van de belastingplichtige), een bezwaarschrift bij de Belgische belastingadministratie in te dienen teneinde de teruggave te bekomen van de in het verleden te veel betaalde Belgische belasting. Wanneer het gaat om buitenlandse inkomsten die de Belgische bevrijdende roerende voorheffing ondergaan hebben (omdat deze inkomsten werden geïnd via een Belgische bank waarbij de effecten gedeponeerd zijn), beschikt de belastingplichtige over een termijn van 5 jaar om zijn bezwaarschrift in te dienen. Deze termijn van 5 jaar loopt vanaf 1 januari van het jaar waarin de voorheffing geheven werd (bv. voor een voorheffing geheven op 1 februari 2013 verstrijkt de bezwaartermijn op 31 december 2017). U hebt het wel begrepen, er kan geen bezwaarschrift op nuttige wijze worden ingediend voor de voorheffingen geheven in 2012 of eerder.

Wanneer het gaat om buitenlandse inkomsten die in het buitenland geïnd zijn en die dus door de belastingplichtige in zijn jaarlijkse belastingaangifte opgenomen zijn, is de bezwaartemijn beperkt tot 6 maanden vanaf de verzendingsdatum van het aanslagbiljet.

Het is nuttig om te preciseren dat dit bezwaarschrift enkel kan worden ingediend door de begunstigde van de inkomsten (en niet door de depothoudende bank van de buitenlandse effecten)!

Voor de toekomst, en zolang de Frans-Belgische overeenkomst niet gewijzigd wordt(!!!), zullen de betrokken belastingplichtigen jaarlijks een bezwaarschrift bij de belastingadministratie moeten indienen om de toepassing van het FBB te vragen. Het gebruik van de jaarlijkse belastingaangifte is uitgesloten, omdat er geen code in het aangifteformulier voorzien is. 

 

Conclusie 

Het arrest van het Belgische Hof van Cassatie is goed nieuws voor de belastingplichtige, maar laat in dit stadium echter niet toe om enige terugbetaling van te veel betaalde roerende voorheffing te garanderen. De indiening van een bezwaarschrift ten bewarende titel kan niettemin nuttig blijken. Men dient eveneens in gedachten te houden dat de indiening van een bezwaarschrift als onmiddellijk gevolg heeft dat het bankgeheim voor de belastingplichtige wordt opgeheven. Na de indiening ervan bestaat de vrees dat de belastingadministratie weigert om de nieuwe rechtspraak van het Hof van Cassatie toe te passen, omdat er nog gerechtelijke procedures mogelijk zijn. Bij afwezigheid van beslissing van de administratie of in geval van weigering door de administratie om de te veel betaalde belasting of voorheffing terug te betalen, kan de belastingplichtige een vordering instellen voor de rechtbank van eerste aanleg.

De weg naar de verdwijning van de dubbele belasting van dividenden is nog lang! Daarom staat ons departement Wealth Planning & Structuring te uwer beschikking om al uw vragen te beantwoorden.

[1] Terwijl de Belgische wetgeving veeleer een FBB van 15/85ste van het bedrag na buitenlandse inhouding voorziet! Krachtens het beginsel van voorrang van het internationaal recht, zijn wij van mening dat het FBB 15% van het bedrag na buitenlandse inhouding moet bedragen.